preheader-website
header-website1

IL-31 is mogelijk een vroege marker voor de klinische respons bij allergeenspecifieke immuuntherapie

Resultaten gepresenteerd tijdens EAACI-WAO 2013 tonen aan dat allergeenspecifieke immuuntherapie (SIT) resulteert in een afname van de interleukine-31 (IL-31) serumconcentratie. Dit IL-31 correleert niet met een allergeenspecifieke Th2-respons in patiënten met een berkenpollenallergie. Wel toonde men aan dat afnames in klinische symptoomscores vergezeld gaan door een afname van het IL-31-niveau. Deze bevindingen suggereren dat IL-31 mogelijk gebruikt kan worden als een vroege marker voor een klinische respons bij SIT.

IL-31, een interleukine dat preferentieel wordt geproduceerd door geactiveerde CD4+ T-lymfocyten en mestcellen, werd eerder geassocieerd met verschillende Th-3-gemedieerde allergische aandoeningen, zoals atopische dermatitis, bronchiale asthma en allergische rhinitis. Tot op heden is SIT de enige behandeling voor IgE-gemedieerde respiratoire allergieën die de pathologische allergische immuunrespons kan moduleren.

In de gepresenteerde studie bepaalde men de impact van SIT op de synthese van IL-31. Hiertoe evalueerde men 16 patiënten met berkenpollenallergie die gedurende drie jaar werden behandeld met subcutane SIT (SCIT) met berkenpollenextract. De effectiviteit van de SCIT behandeling werd geanalyseerd door middel van een klinische score. De IL-31 serumconcentraties werden bepaald met een ELISA-assay bij aanvang van de studie en op verschillende tijdstippen tijdens de behandeling. Daarnaast correleerde men de IL-31 serumconcentraties met het aantal allergeenspecifieke Th2-cellen en allergeenspecifieke IL-5 concentraties die bepaald werden met ELISPOT en ELISA.

SCIT resulteerde in een snelle en duurzame reductie van de IL-31 serumconcentratie. Deze reductie kon reeds worden opgemerkt na 1 maand. In het eerste pollenseizoen resulteerde de blootstelling aan natuurlijke allergenen wel nog in een allergeenspecifieke Th2 respons. In de daaropvolgende seizoenen was dit echter niet langer het geval. Daarnaast was SCIT geassocieerd met een sterke afname van de klinische symptomen vanaf het eerste berkenpollenseizoen. Deze bevindingen suggereren dat IL-31 mogelijk een vroege marker is voor de inductie van tolerantie door allergeenspecifieke immuuntherapie.

Referentie

C. Möbs, C. Cornelissen, M. Hertl et al. Early decrease of IL-31 serum concentrations during allergen-specific immunotherapy. Presented at EAACI-WAO 2013, abstract 1833.

Spreker Wolfgang Pfützner

Pfutzner

Wolfgang Pfützner, MD, PhD,
Philipps University Marburg, Department of Dermatology and Allergology, Marburg, Germany

 

Zie: Keyslides

Back to Top